Hugo Raes omschrijft zijn tweede roman Hemel en dier uit 1964 tijdens een interview met Vrij Nederland als volgt: 'Het eerste deel is liefdesgeschiedenis, in het tweede blijkt de onmogelijkheid van alles. De onmogelijkheid van 't blijvende van de liefde, 't wordt geprojecteerd in de derde wereldoorlog. Een a.b.c., een atoom-, bacterie- en chemische oorlog. De grote waanzin, de grote verwarring breekt los. De onmogelijkheid van het voortduren van de liefde. Het eerste deel is heel erotisch, het tweede wordt de ondergang'. In een bespreking van Hemel en dier verbindt Jan Walravens de schrijfkunst van Raes met die van de jonge Amerikanen. Volgens Jacques Kersten is het een tedere roman, vooral als gevolg van het feit dat Raes erin geslaagd is om op een bijzondere wijze het gevoelsleven van een vrouw te beschrijven.
(Uitgegeven door De Bezige Bij, Amsterdam)